Milieuklassen NEN EN 206-1 en NEN 8005
Environment according to NEN EN 206-1 and NEN 8005
In NEN-EN 206-1 zijn 18 milieuklassen gedefinieerd. De ontwerper/betonconstructeur is degene die van elk bouwdeel of onderdeel de milieuklassen die van toepassing zijn moet bepalen. Hierbij wordt doelbewust gesproken over milieuklassen in meervoud! Omdat er per bouwdeel in principe meerdere milieuklassen van toepassing kunnen zijn die betrekking hebben op de verschillende oorzaken van aantasting van wapening en beton. Minimaal is 1 en maximaal zijn 5 milieuklassen van toepassing.
![]() ![]() ![]() ![]() |
![]() ![]() ![]() ![]() |
Niet alle beton komt bij gebruik in even corrosieve omgevingen terecht. Een betonconstructie die in aanraking komt met zeewater, moet van een betere kwaliteit zijn dan een tegen het weer beschermde betonnen wand. Afhankelijk van het gebruik worden voorwaarden gesteld aan de water/cementfactor, grootte van de granulaten, minimale betondekking van de wapening. Daartoe zijn er ooit in sommige delen van de wereld verschillende milieuklassen opgesteld.
De onderverdeling door de letter 'X' gevolgd door:
- het cijfer '0' voor geen aantasting
- de letter 'C' (carbonation) voor aantasting door carbonatatie 1)
- de letter 'D' (deicing) voor aantasting door chloriden (zouten) anders dan zeewater (onder andere strooizout)
- de letter 'S' (seawater) voor aantasting door zeewater
- de letter 'F' (frost) voor aantasting door vorst
- de letter 'A' (aggressive) voor chemische aantasting
- de letter 'M' (mechanical) voor mechanische aantasting
Welke milieuklassen zijn van toepassing?
- Stap 1
- welke vochthuishouding is van toepassing: zeer droog, droog, vochtig, nat / droog, nat of permanent onder water;
- welke additionele invloeden zijn van toepassing: vorst of een combinatie van vorst met chloriden.
- Stap 2
- grondwater: gehalte sulfaat, zuurgraad, gehalte kalkoplossend koolzuur, gehalte ammonium en gehalte magnesium;
- bodem: gehalte sulfaat en zuurgraad.
- Stap 3
- Stap 4
- ontwerper/betonconstructeur: voor het bepalen van de minimale betondekking en toelaatbare scheurwijdte;
- betontechnoloog: voor het bepalen van de maximale water-cement-/bindmiddelfactor en minimum cement-/bindmiddelgehalte én eventueel toe te passen luchtgehalte.
2) Het corroderen van de wapening in beton is een elektrochemisch proces. Tussen wapeningsstaal, water en zuurstof worden elektronen uitgewisseld. Deze stroomkring wordt gevoed door de energie die in het wapeningsstaal is opgeslagen. De stroomkring loopt deels door de goed geleidende wapening en deels door het slechter geleidende poriewater in het beton. Op plaatsen waar de (positieve) stroom het wapeningsstaal verlaat - de zogenaamde anodeplaatsen - treedt corrosie op: het ijzer lost op en de wapening wordt aangetast. Op plaatsen waar de stroomkring weer het wapeningsstaal intreedt - de zogenaamde kathodeplaatsen - reageert zuurstof met water tot hydroxide. Deze reactie is in principe onschadelijk. Het totale proces - leegloop van de 'staal-beton-batterij' - leidt tot roestvorming en het gevormde roest is aanzienlijk omvangrijker dan het oorspronkelijke staal. Hierdoor ontstaat een inwendige druk. Die kan zo hoog oplopen, dat er scheuren in het beton ontstaan of zelfs hele betonschollen worden losgedrukt. Naast esthetische aspecten levert dit mogelijk veiligheidsrisico op. Aangezien beton- en staaldoorsnede verminderen, kan immers de constructieve integriteit in het geding komen.
1) chloriden niet afkomstig uit zeewater (bijvoorbeeld dooizout, zwembadwater of industrieel water met chloriden)
Keuzeschema voor de beoordeling van chemische agressiviteit

- de vochthuishouding;
- de additionele invloeden.
- Bepaal op grond van de informatie uit het geochemisch onderzoek met behulp van tabel 3, de milieuklasse XA.
- Bepaal aan de hand van tabel 4 de mate van agressiviteit (1 t/m 5).
- Bepaal hiermee vervolgens uit het keuzeschema de milieuklasse XA.
- Voer bij een wand of vloer voor de beide zijden van deze bouwdelen de stappen 1 en 2 uit.
- de minimale betondekking in combinatie met de toelaatbare scheurwijdte;
- de laagste waarde van de maximale water-cement-/bindmiddelfactor in combinatie met de hoogste waarde van het minimale cement-/bindmiddelgehalte én indien van toepassing het luchtgehalte.

- soort constructie: opslag-/kuilplaat van gewapend beton
- plaats: binnenland
- mogelijk chemische aantasting: ja, door kuilvoer op de plaat
- Vochthuishouding: nat/droog – binnenland: XC4 (zie tabel 2).
- Additionele invloeden: vorst: XF3 (zie tabel 1).
- Vochthuishouding: vochtig: XC3.
- Additionele invloeden: geen.
- Bovenzijde plaat: XC4 – XF3 – XA3.
- Onderzijde plaat: XC3.
- minimale betondekking = 30 mm;
- grenswaarde scheurwijdte = 0,2 mm.
- minimale betondekking = 25 + 5 = 30 mm;
- grenswaarde scheurwijdte = 0,3 mm.
- maximale water-cement/bindmiddelfactor = 0,45;
- minimum cement/bindmiddelgehalte = 340 kg/m3.

- soort constructie: voor weersinvloeden open loopgang langs de flats
- plaats: binnenland
- mogelijk chemische aantasting: nee
- Vochthuishouding: nat / droog – binnenland.
- Additionele invloeden: chloriden uit dooizouten. Uit tabel 2 volgt: Milieuklassen XC4 – XD3.
- Vochthuishouding: vochtig – binnenland.
- Additionele invloeden: geen. Uit tabel 2 volgt: Milieuklassen XC3.
- Bovenzijde plaat: XC4 – XD3.
- Onderzijde plaat: XC3.
- minimale betondekking = 30 mm;
- grenswaarde scheurwijdte = 0,2 mm.
Voor de onderzijde van de betonplaat volgt uit tabel 5:
- minimale betondekking = 25 mm;
- grenswaarde scheurwijdte = 0,3 mm.
- maximale water-cement/bindmiddelfactor = 0,45;
- minimum cement/bindmiddelgehalte = 300 kg/m3.

- soort constructie: voor weersinvloeden open loopgang langs de flats
- plaats: binnenland
- mogelijk chemische aantasting: nee
- Vochthuishouding: nat/droog – binnenland.
- Additionele invloeden: vorst met chloriden uit dooizouten.
- Vochthuishouding: vochtig - binnenland.
- Additionele invloeden: vorst. Uit tabel 2 volgt: Milieuklassen XC3 – XF1.
- Bovenzijde plaat: XC4 – XD3 – XF4.
- Onderzijde plaat: XC3 – XF1.
- minimale betondekking = 30 mm;
- grenswaarde scheurwijdte = 0,2 mm.
- minimale betondekking = 25 mm;
- grenswaarde scheurwijdte = 0,3 mm.
- maximale water-cement/bindmiddelfactor = 0,45;
- minimum cement/bindmiddelgehalte = 320 kg/m3.
- maximale water-cement/bindmiddelfactor = 0,50;
- minimum cement/bindmiddelgehalte = 300 kg/m3.

- soort constructie: betonnen brugdek
- plaats: aan zee
- mogelijk chemische aantasting: nee
- Vochthuishouding: vochtig – maritiem.
- Additionele invloeden: vorst met chloriden uit dooizouten. Uit tabel 2 volgt: Milieuklassen XC4 – XD3 – XS3 - XF4.
- Vochthuishouding: nat / droog – maritiem.
- Additionele invloeden: vorst. Uit tabel 2 volgt: Milieuklassen XC3 – XS1 – XF1.
- Bovenzijde plaat: XC4 – XD3 – XS3 - XF4.
- Onderzijde plaat: XC3 – XS1 – XF1.
- minimale betondekking = 30 mm;
- grenswaarde scheurwijdte = 0,2 mm.
- minimale betondekking = 30 mm;
- grenswaarde scheurwijdte = 0,2 mm.
- maximale water-cement/bindmiddelfactor = 0,45;
- minimum cement/bindmiddelgehalte = 320 kg/m3.
Literatuur
- NEN-EN 196-2, Beproevingsmethoden voor cement - Deel 2: Chemische analyse van cement. Delft, NEN, 1995
- NEN-EN 206-1, Beton - Deel 1: Specificatie, eigenschappen, vervaardiging en conformiteit. Delft, NEN, 2001
- ISO 4316, Surface active agents - Determination of pH of aqueous solutions - Potentiometric method. Geneve, ISO, 1977
- NEN 6720, TGB 1990 - Voorschriften Beton - Constructieve eisen en rekenmethoden (VBC 1995). Delft, NEN, 1995
- NEN-ISO 7150-1, Water - Bepaling van ammonium - Deel 1: Handmatige spectrometrische methode. Delft, NEN, 2002
- ISO 7150-2, Water quality - Determination of ammonium - Part 2: Automated spectrometric method. Geneve, ISO, 1986
- NEN 8005, Nederlandse invulling van NEN EN 206-1: Beton - Deel 1: Specificatie, eigenschappen, vervaardiging en conformiteit. Delft, NEN, 2004
- Ontw. NEN-EN 13577, Waterkwaliteit - Bepaling van het gehalte aan aggressieve koolstofdioxide. Delft, NEN, 1999
- NEN-EN-ISO 7980, Water - Bepaling van calcium en magnesium - Atomaire absorptie absorptie spectrometrische methode. Delft, NEN, 2000
- DIN 4030-2, Beurteilung betonangreifender Wässer, Böden und Gase; Entnahme und Analyse von Wasser- und Bodenproben. Berlin, Beuth, 1991
- 'De juiste milieuklassen in vier stappen', 's-Hertogenbosch, ENCI, april 2005